Hulpverlening bij ongevallen en
ziekten zal wel zo oud zijn als de mensheid zelf.
Mededelingen uit de oertijd ontbreken uiteraard. Maar wel zijn er
gegevens bekend uit de periode van omstreeks 4000 jaar geleden.
Hulpverlening, zou oud als de mensheid.
Van de Babyloniërs kennen we bepalingen ( weergaven en spijkerschrift)
over het verlenen van geneeskundige hulp bij ongevallen.
Een van die bepalingen was, dat de geneesheer na herstel van de patiënt
beloond werd, maar dat
hij bij een slechte afloop met een hoge geldboete, ja zelfs met het
afhakken van een hand gestraft kon worden. Andere gegevens zijn ons
bekend uit China. Uit die overlevingen blijkt dat ze ook in China de
zonderlingste methoden toepasten bij het verlenen van hulp. Zo werden
bijvoorbeeld bij gecompliceerde botbreuken de boteinde eerst in de
goede stand gebracht, daarna met en soort medicijn bestrooid en
vervolgens werd op de breuk een vers geslachte kip waaruit de botten
waren verwijderd, aangebracht. Over de kip kwam een stevig spalkverband
van bamboebuizen en banden. Tot slot werd het slachtoffer opgetild en
een tijdje in looppas rondgedragen. De bedoeling daarvan was de
terugkeer van de beweeglijkheid van het been te bespoedigen.
De Indiërs waren in die tijd al beter thuis in het behandelen van
ongevallen. Zij stonden bekend om hun specialiteit: het vervangen van
verloren lichaamsdelen. In het bijzonder gold dit voor de neus, die in
bepaalde gevallen als straf werd afgesneden. Het schijnt dat zij ook
ingedrongen metalen voorwerpen met behulp van een magneet uit de huid
of uit organen konden verwijderen. De Grieken zijn de eersten geweest,
die de heelkunde een vaste basis hebben gegeven. Dankzij hun uitstekend
waarnemingsvermogen en hun logische wijze van denken, voerden zij de
geneeskunde tot een hoog peil op.
De voorbereiding van patiënten , hun operatietechnieken en het verband
dat zij gebruikten is voorbeeldig te noemen en heeft nog eeuwenlang
zijn invloed doen gelden. Hun leer en wijze van behandeling van
botbreuken, verstuikingen en verwondingen worden zelfs tegenwoordig nog
grotendeels toegepast.
Over de hulp bij het opwekken van levensgeesten van drenkelingen
bestonden eeuwenlang de wonderlijkste ideeën. Vaak barbaarse methoden
werden als goede eerste hulp beschouwd om de levensgeesten weer op te
wekken. Zo werden slachtoffers met ademhalingsstoornissen over een ton
gerold, opgehangen aan de benen, werd gesmolten was, pek of hete olie
op de huid gedruppeld, hard in de oren geschreeuwd en op een trompet
geblazen en zelfs gegeseld met brandnetels.
Tegenwoordig leert iedere EHBO-er reanimatie. Deze levensreddende
handeling is niet meer ondenkbaar in combinatie met het gebruik van een
AED; de perfecte manier om eerste hulp te bieden.
Het ontstaan van de EHBO
Aan het einde van de vorige eeuw kwamen ontwikkelingen op gang waarbij
het verlenen van eerste hulp door leken werd gepropageerd. De Engelse
begonnen als eersten met het organiseren van EHBO-cursussen voor leken.
Tijdens een Internationaal medisch congres in 1881 in Londen, werd
bekend, dat door de Johanniter Ridders de "St. John'Ambulance
Association" was opgericht. Dit was een vereniging die verbandposten
inrichtte. EHBO-cursussen organiseerde en een examen instelde.
Resultaten bleven niet uit. Zes jaar later, in 1887, hadden reeds
100.000 mannen en vrouwen met goed gevolg examen gedaan.
Op bovengenoemd congres maakte de Duitse professor Von Esmarch kennis
met John Furly, de leider en stuwende kracht achter "ST John's
ambulance Association". Het gevolg hiervan was, dat een jaar later, in
1882, ook in Duitsland een dergelijke vereniging werd opgericht.
Professor Von Esmarch kreeg grote bekendheid door zijn
activiteiten
voor het EHBO-onderwijs. Hij ontwierp de driekanten doek (!) liet
lesplaten drukken, stelde verbandkisten samen en maakte een handleiding
voor cursussen. Deze was vele jaren de belangrijkste handleiding tot
het verlenen van eerste hulp, totdat in 1912 het eerste Oranje
Kruisboekje verscheen.
De ontwikkeling van de EHBO in Nederland.
Aanvankelijk stelden de Nederlandse artsen zich op het
standpunt dat de
eerste hulpverlening aan slachtoffers van een ongeval niet kon en mocht
worden toevertrouwd aan leken. Desondanks groeide ook in ons land het
enthousiasme en werden pogingen ondernomen om de kennis van eerste hulp
te verspreiden.
Dit streven kreeg vorm toen in juni 1893- op initiatief van Dr. C.B.
Tilanus Jr. door een aantal bekende Amsterdammers een circulaire werd
verspreid, die ertoe leidde dat De Vereniging Eerste Hulp Bij
Ongelukken werd opgericht:
de huidige Koninklijke Nederlandse
Vereniging EHBO. Dr. C.B. Tilanus Jr. kan worden beschouwt als de
grondlegger en de pionier van de EHBO in ons land. Hij was de eerste
voorzitter van de EHBO-vereniging. Tot zijn dood in 1943 greep hij elke
gelegenheid aan om de EHBO te propageren. De herinnering aan hem wordt
nog steeds in ere gehouden met de Dr. C.B. Tilanus Jr.-onderscheiding.
Deze onderscheiding wordt toegekend aan
personen of instellingen die zicht voor de EHBO bijzonder
verdienstelijk hebben gemaakt. Het initiatief tot oprichting van de
Vereniging Eerste Hulp Bij Ongelukken vond al gauw navolging. In veel
plaatsen in Nederland ontstonden zelfstandige verenigingen. Allerlei
organisatie gingen EHBO -cursussen organiseren, iedere arts gaf naar
eigen inzicht les, en elke vereniging gaf een eigen diploma uit, dus
van overleg en landelijk richtlijnen was nog geen sprake.
De verdeeldheid in de organisaties van de hulpverlening bij een
watersnoodramp in Zeeland ( 1908) en bij de schipbreuk van de "Berlin"
bij Hoek van Holland ( 1907) was voor Z.K.H. Prins Hendrik aanleiding
om in 1909 het initiatief te nemen tot de oprichting van een
organisatie, waarin alle verenigingen, die zich met redding en
hulpverlening bezighielden, gingen samenwerken. Prins Hendrik maakte de
reden van zijn initiatief duidelijk met de woorden: "Voor snelle en
oordeelkundige hulp bij rampen is samenwerking nodig, niet echter een
zodanige, welke onder de dwang der omstandigheden wordt geboren, doch
samenwerking welke systematisch wordt bestudeerd en voorbereid".
Naar eenheid in EHBO-onderwijs.
Het eerste doel van de nieuwe organisatie, "Het Oranje Kruis", was het
bevorderen van de eenheid in de hulpverlening en de uniformiteit van de
opleidingen. Er werd begonnen met de leerstof. De overheid werd
geïnteresseerd, waardoor in 1910 bij Koninklijk Besluit een
Staatscommissie werd ingesteld om richtlijnen samen te stellen voor de
cursus Hulpverlening bij Bedrijfsongevallen. Om tot eenvormig
onderricht te benoemen, die tot taak kreeg een Nederlandse handleiding
samen te stellen. Deze eerste druk van de handleiding - Het Oranje
Kruisboekje"kwam in december 1912 gereed. Dit boekje, aangepast in de
loop der jaren, wordt nog steeds gebruikt bij het EHBO-onderwijs. Een
volgende stap was het opstellen van voorschriften voor de cursus en het
examen. In 1919 werd de Eenheidscommissie ingesteld, waardoor in 1924
de "Regelen voor het onderwijs in EHBO" tot stand kwamen. Het aantal
lesuren, de herhalingscursussen, de examens en het Bondsdiploma werden
daarin geregeld. Het duurde echter nog tot 1 januari 1938, voordat het
"Eenheidsdiploma EHBO" werd ingevoerd.
De verdere ontwikkeling Ondanks de moeizame weg naar eenheid in het
EHBO-onderwijs, nam de belangstelling voor het EHBO-werk toe. Voorla na
1930 viel en sterke groei waar te nemen, die zich voortzette gedurende
de Tweede Wereldoorlog. In de jaren na de oorlog kwam het werk tot
grote bloei. In vijf jaar groeide de Koninklijke Nederlandse Vereniging
EHBO met 200 afdelingen en 10.000 leden.
Dit is vooral toe te schrijven aan de propagada-activiteiten van de
toenmalige penningmeester, Dhr.J.H. Warmelink en de in 1948 in dienst
getreden eerste directeur van het Verenigingsbureau, de heer A.H. van
Roon. Zij trokken jarenlang enkele keren per week het land in om
propaganda te maken en nieuwe EHBO-verenigingen op te richten. Sinds
1913 is van het Oranje Kruisboekje vele malen een herziene druk
verschenen, vanwege nieuwe medische ontwikkelingen. Zo werd
bijvoorbeeld in 1963 de belangrijke stap gezet om de
mond-op-mond-beademing als leerstof op te nemen. De laatste jaren zijn
ook andere ontwikkelingen op gang gekomen. Zo wordt sinds 1979 les
gegeven in reanimatie.
Met organisatie op het gebied van hulpverlening en veiligheid zijn
contacten gelegd en samenwerkingsvormen ontwikkeld. Dit heeft er
bijvoorbeeld toe geleid dat meer aandacht wordt besteed aan veiligheid
en het voorkomen van ongevallen ( preventie).
Door de gemeentelijke overheid wordt tegenwoordig steeds vaker de eis
gesteld, dat bij organisatie van grote evenementen de EHBO wordt
ingeschakeld. De wetgever heeft het belang van EHBO reeds lang
onderkend en heeft sinds 1930 diverse besluiten uitgevaardigd: van
Veiligheidsbesluit - waarin de eerste hulp werd geïntegreerd - tot de
huidige ARBO-wet.
Zo wordt de kans dat in geval van nood een EHBO'er aanwezig is voor de
eerste hulp, steeds groter!